dinsdag 29 april 2014

Over zeemeerminnen en se dishwasher



Terwijl ik dit schrijf, zie ik oneindig veel olijfbomen, hoor ik vogels die nét even anders fluiten dan de Friese weidevogels en zie ik een helderblauwe zee met hier en daar een zeilbootje. Het terras waar ik me heb geïnstalleerd wordt omzoomd door citroenbomen en geurige jasmijn. Een heerlijk rustgevend plaatje. Ik ben in Italië. Op Dv4 (de eerder besproken Dochter van vier) na, zijn al mijn gezinsleden een middag de hort op. Ik had vandaag meer zin in een date met mijn ligstoel, een groot glas ijsthee en een goed boek. Dv4 zou heerlijk hagedisjes zoeken in de tuin of bloemen plukken en daar úren mee zoet zijn, zo bedacht ik.

Ik ben soms een beetje naïef.

Ik zette de ligstoel in exact de juiste stand (dat luistert heel nauw), schonk de ijsthee in en nam plaats met mijn boek. Dv4 was inderdaad heel enthousiast hagedisjes aan het zoeken. “Mama mama mamaaaaaa kijk ik zag er eentje! Oh, nu is-ie weg. Wil je zien waar hij wegkroop? Waarom niet? Vind je hagedisjes niet mooi? Mama je moet wel goed van de natuur genieten, dat zeg jij ook altijd, dus je moet wel even komen.” Ha! Mijn zwakke plek; oog voor het moois om ons heen. Mijn dochter weet feilloos mijn stokpaardje in te zetten en tegen me te gebruiken. Ik kom zuchtend overeind en kijk naar de plaats waar naar verluidt net een hagedis wegglipte. Gelukkig kon ik Dv4 ervan overtuigen dat we niet per se met zijn tweeën hoefden te wachten tot hij weer naar buiten kwam. Dat kon ze uitstekend in haar eentje. Ik liep terug naar mijn stoel, nam weer plaats en nam een slok. Mijn e-reader was in de slaapstand gegaan - hij wel! Ik zette hem weer aan en begon weer te lezen. Ik denk dat ik maar liefst een hele alinea had gelezen toen de deurbel ging. De deurbel, van een vakantiehuis… HOEZO? Enigszins geïrriteerd stond ik weer op. Het was de eigenaar van het vakantiehuis. De piepjonge, anderhalf woord Engels sprekende Silvio. Silvio kwam vertellen dat ‘se people for brinink se new dishwasher’ over vijf minuten zouden komen en dat hij dan opnieuw ging aanbellen. Hij belde dus aan om te vertellen dat hij over vijf minuten op de bel zou drukken. Juist.

Ik bedacht dat het weinig zin had om voor die tien minuten (ik ben er inmiddels achter dat je alle termijnen die Silvio noemt met twee moet vermenigvuldigen) op de ligstoel te gaan liggen en ik ging even bij Dv4 kijken. Ze had inmiddels het posten bij het hagedissenverdwijnpunt opgegeven en was nútsjes aan het zoeken. Nútsjes zijn gewoon nootjes, maar mijn dochter neemt de Friese les op school heel serieus. Ik riep even oeh en aah bij de aanblik van haar bruine schatten en keek op mijn horloge. Tien minuten waren verstreken en op dat moment hoorde ik luid geclaxonneer aan de andere kant van het immense tuinhek. Aangezien Silvio in geen velden of wegen te bekennen was, sjokte ik naar het hek, deed het open en een busje dat veel te breed was voor de doorgang (dat zien Italianen anders) denderde het erf op. Twee vrolijke Italianen sprongen uit het busje en vroegen mij ongetwijfeld of ik ze kon laten zien waar de vaatwasser geplaatst moest worden. Op dat moment kwam Silvio tevoorschijn. Fijn. Ik deed de deur voor de mannen open, liep terug naar het terras en verzekerde me ervan dat Dv4 nog lekker aan het spelen was. Ik wreef in mijn handen en zocht mijn plekje in de zon weer op. Aan de geluiden in de keuken te horen verliep het plaatsen van de vaatwasser uitstekend. Ik begon weer te lezen. Ik negeerde het feit dat er hardnekkige wolk voor de zon was gaan hangen en genoot van mijn boek. Het waren vijf heerlijke minuten. ‘Oooooooooh mama ik moet zó nodig plassen en misschien ook wel poepen dus je moet zo denk ik wel komen helpen hoor mama!’ Nadat we samen plechtig afscheid namen van een heel ander soort bruine schatten (ze moeten zo nu en dan nog steeds uitgezwaaid worden), ging ik weer zitten. Dv4 besloot te gaan tekenen en ik deed weer een poging tot lezen. Nog voor ik mijn e-reader aan kon zetten hoorde ik een hoop kabaal in de kelder van het huis. De twee vrolijke meneren kwamen luid discussiërend (waarschijnlijk bespraken ze de beursberichten, maar als Italianen praten klinkt het zonder uitzondering als een verhitte discussie) de keldertrap op met een enorme koelkast. Die koelkast moest kennelijk afgevoerd en dat moest via MIJN terras. En ja, ik lag best wel een beetje in de weg, zo maakte ik op uit hun gebaren. Om te voorkomen dat ze me met ligstoel en al zouden optillen (als ze een koelkast kunnen tillen, dan krijgen ze mij vast ook wel van de grond) sprong ik overeind en versleepte zelf de stoel. Toen ze het terras verlieten vroeg ik in mijn beste Italinglish of ik weer plaats kon nemen. Dat kon, verzekerde het tweetal me. Dus dat deed ik. Ik nam een slok van mijn ijsthee, maar inmiddels was er weinig ijs meer aan die thee.

‘TRINGGGGGG’ Weer die deurbel. Silvio: ‘I is finish, but you talk to my mother!’ Hij drukte zijn mobiele telefoon in mijn handen en ik vond mezelf heel grappig toen ik ‘Pronto!’ zei. Onmiddellijk begon een vrouw zich in alle toonaarden te verontschuldigen: ‘Allora, se people from today no have time to connect se dishwasher so tomorrow se different people will come to connect se dishwasser. I am so sorry, I blablablabla (dat deel was volstrekt onverstaanbaar) I am so sorry!’. Ik verzekerde Silvio’s moeder dat het geen probleem was en gaf de telefoon terug aan de doodongelukkig kijkende Silvio. Ik schonk hem mijn warmste glimlach en drukte ook hem nogmaals op het hart dat het echt geen probleem was. EN NU OPZOUTEN, dacht ik er stilletjes bij.

Poging zoveel. Ik ging weer zitten, pakte mijn boek en… ‘Mama, wil je een zeemeermin voor me tekenen?’ Dv4 keek me met haar grote bruine ogen aan. Keihard als ik ben zei ik: ‘Lieverd, teken zelf maar een mooie zeemeermin.’ ‘Dat kan ik niet.’ was het antwoord. ‘Je kunt heus wel een zeemeermin tekenen, gewoon hoppa, een poppetje, vissenstaart eraan een klaar.” Weer die grote bruine ogen, nu voorzien van een blik die het midden hield tussen verwijtend en verdrietig. Keihard als ik ben, tekende ik een zeemeermin. Oh ja, ook een zeester, een stel vissen, een octopus en een schatkist met roze juwelen. Onmisbare zeemeerminnenuitrusting.

Ik overhandigde Dv4 de zojuist gefabriceerde kleurplaat en keek haar ernstig aan: ‘Ik wil nu HEEL GRAAG even lezen. Ga jij rustig kleuren en laat mij even een kwartiertje met rust. Afgesproken?’

‘Hoe ver is een kwartier? Duizend kilometer?’

Ik antwoordde bevestigend en Dv4 knikte tevreden. Zij ging lief kleuren en ik ging lief lezen. Ze wilde alleen wel om de dertig seconden van me horen hoe lief ze aan het kleuren was. ‘Wat ben ik je goed met rust aan het laten hè mama? Toch? Ja toch?’ ‘Nou schat, zeker, maar het zou nóg beter zijn als je een poosje niet tegen me praat.’ Dat bleek een onmogelijke opgave en ik gaf het op. Ik ging met Dv4 spelen. Lekker samen. Bijna onmiddellijk vroeg ik me af waarom ik dat niet meteen was gaan doen. Al mijn voornemens loslaten en gewoon samen kleuren. Op het moment dat ik me niet meer druk maakte over mijn ligstoel, begon Dv4 heel ontspannen te tekenen. Ze vroeg geen aandacht meer en vermaakte zich prima. We dronken samen een glaasje sap en ze merkte het niet eens toen ik even naar buiten liep om van het uitzicht te genieten.

Dat was een uur geleden en ze zit nog steeds te tekenen. Nu zou je denken dat ik alsnog in het zonnetje ben gaan liggen met mijn boek en een nieuw glas ijsthee. Niets is minder waar. Ik moest ineens een stukje schrijven.

Ik vind het best stom hoe dat werkt.

dinsdag 22 april 2014

Retourtje Groningen


Ik had vandaag mijn dag niet.

Het begon vanmorgen zo veelbelovend. Ik had besloten mijn dochter wat langer te laten slapen, omdat ze gisteren vrij laat naar bed ging. De maandag is al zo’n lange dag voor haar, die kan ze maar beter een beetje uitgeslapen beginnen. Ik lag heerlijk diagonaal in bed van het door de gordijnen gefilterde zonlicht te genieten. Om half acht (normaal gesproken zit ik dan al een half uur op mijn fiets) pakte ik mijn telefoon om mijn collega door middel van een berichtje te laten weten dat ik later kwam en ineens was daar het besef: het is DINSDAG! En niet zomaar een dinsdag, maar een dinsdag waarop ik om half negen in Groningen moet zijn om een presentatie bij te wonen. Na een paar fikse krachttermen – gelukkig sliep dochterlief nog steeds – realiseerde ik me al snel dat ik die presentatie af kon schrijven. Goed. Rustig aan dan maar. Mijn volgende afspraak in Groningen was pas om elf uur.

Zoals altijd wanneer ik denk zeeën van tijd te hebben, kwam ik er vijf minuten voor de school van mijn dochter zou beginnen achter dat ik vergeten was fruit en water in haar tas te doen en dat ik de bos stro op haar hoofd nog om moest toveren in een enigszins toonbaar kapsel. Ik brak een paar snelheidsrecords en wonder boven wonder gooide ik gekamd kind voorzien van gevulde tas, exact op het moment dat de bel ging, met een mooie boog de klas in. Op dat moment voelde ik al dat het niet vanzelf ging vandaag.

In de trein van mijn dorpje naar Leeuwarden kwam ik erachter dat mijn business card nog op de zaak lag. Met andere woorden: ik moest in Leeuwarden een eerste klas retourtje Groningen Europapark kopen. Drieëndertig euro vijftig! Maar goed, als ik het kaartje bewaar, kan ik het morgen meteen declareren – zo dacht ik. Ik had ongeveer één minuut om het kaartje te kopen, wilde ik mijn aansluiting naar Groningen halen. Ik zag wel iets in beeld verschijnen over ‘route kiezen’, maar ik besteedde er geen aandacht aan en ramde net zo lang op het scherm tot ik kon afrekenen. Er is immers maar één route? Eenmaal in de trein zag ik dat ik had gekozen om vanaf station Groningen met de NS verder te reizen naar Groningen Europapark. Shit. Die trein sluit niet goed aan, ik moest de trein van Arriva hebben. Dat wordt lopen vanaf station Groningen, op mijn hoge hakken, of een paar honderd meter zwartrijden. Ik besloot tot dat laatste (en ik denk dat het dáár vandaag karmatechnisch fout ging) .

Halverwege de treinreis stuurde ik een mailtje naar de dame die het overleg, waar ik om elf uur verwacht werd, zou voorzitten. Ik kreeg onmiddellijk een mailtje terug, waarin ze meedeelde vrij te zijn tot 29 april. AAARGH! NEE! Als zij niet aanwezig is, annuleert ze het overleg nagenoeg altijd. Ik vreesde dat ik voor niets onderweg was naar Groningen. Voor de zekerheid mailde ik een collega die ook bij het overleg aanwezig zou zijn. Onderwerp: ‘Zeg me dat het niet zo is.’

Ik hoorde niets van mijn collega en besloot – met een inmiddels al enigszins verslechterd humeur – de volgende trein terug naar Leeuwarden te pakken. Ik sjokte net terug naar het perron toen ik ineens een bliepje hoorde. “Het overleg gaat gewoon door!”

Ik rende op mijn zeer karakteristieke wijze naar de trein waarmee ik zwart wilde rijden, maar deze reed net weg. Dan maar te voet naar kantoor. Er zat weinig anders op. Ik weet het, het klinkt niet dramatisch, maar de combinatie van hoge hakken en een lichamelijk afwijkinkje maken het tot een onaangename onderneming.

Ik bereikte het kantoor in één stuk (jawel, ik tel mijn zegeningen)  en voerde overleg. Een half uur later stond ik weer buiten en deed een nieuwe poging tot zwartrijden. Karma stak er een stokje voor en opnieuw reed de trein weg voor ik in kon stappen. Lopen dus, naar station Groningen. Opnieuw.

Met een voor mij vrij ongewoon pesthumeur liep ik naar het perron waar mijn trein zou vertrekken. Volgens mijn horloge had ik nog twee minuten. Volgens de machinist niet. Ik was nog twee meter van de treindeuren verwijderd toen de trein ineens begon te rijden. Dat was trein nummer drie. Het is een gave.

Omdat ik een half uur moest wachten kocht ik een tijdschrift en een flesje drinken en ik ging in het zonnetje zitten. Ach, zo erg was het niet, even een verplicht rustmomentje na al dat gebanjer. Tien minuten voordat de trein zou vertrekken, kon ik al instappen. Ik zocht een rustige plek en las verder in mijn tijdschrift. Ineens bedacht ik me dat het wel handig zou zijn om mijn treinkaartje op een logische plek in mijn portemonnee te stoppen. Ik heb dat soms, dan wil ik niet hoeven zoeken als zo’n conducteur met zijn priemoogjes naar me staat te kijken, in de hoop dat hij een boete uit kan schrijven. Ik graaide in mijn binnenzak op zoek naar het kaartje. Geen kaartje. Ik doorzocht mijn jas en tas en vond VEEL (en als ik zeg VEEL bedoel ik eigenlijk VEEL), maar geen treinkaartje. Mijn nog te declareren treinkaartje was spoorloos. Zwartrijden op een dergelijk traject wil ik absoluut niet, dus ik rende snel naar de kaartjesautomaat om een enkeltje Leeuwarden te kopen. Doordat ik gehaast was stopte ik mijn pinpas ondersteboven in de gleuf, maar uiteindelijk lukte het me om een kaartje uit dat verrekte apparaat te trekken. Opnieuw rende ik alsof mijn leven ervan afhing, opnieuw reed de trein weg toen ik de deuren bijna kon aanraken. En dat was vier.

Inmiddels vastbesloten om de eerste die naar me zou glimlachen door middel van een goed geplaatste beet van zijn of haar hoofd te ontdoen, stapte ik nog eens twintig minuten later in de sneltrein naar Leeuwarden. Waarschijnlijk was het aan me af te lezen, want niemand haalde het in zijn hoofd om naar me te glimlachen.

In Leeuwarden aangekomen besefte ik dat ik opnieuw een flink stuk zou moeten lopen. Mijn voeten waren inmiddels aan amputatie toe, maar vooruit, het kantoor kwam niet naar mij toe. Na een kwartiertje strompelen graaide ik opnieuw in mijn binnenzak om mijn toegangspasje te pakken. Op dezelfde plek waar geen treinkaartje was, was nu ook geen toegangspasje. Mijn binnenzak zit vol met dingen die er niet zijn. Gelukkig kon ik in het kielzog van een collega naar binnen sneaken en gelukkig hebben we een reservepasje. Ik was op kantoor, ik was veilig binnen en nu kon er toch echt niets meer misgaan, zo overpeinsde ik precies op het moment dat iemand vol enthousiasme een deur openzwaaide… tegen mijn kin.

Inmiddels ben ik thuis. Ik heb – met gevaar voor eigen leven -  een maaltijd voor mij en mijn dochter bereid en ik ga zo onder het genot van een glas (lees: fles) wijn naar de Rijdende Rechter kijken. Dat lijkt me een ongevaarlijke bezigheid. Of wacht… zie ik daar rook uit de TV omhoog kringelen?